Polog 046

Lezer, gegroet,

‘Marco, hoe kom jij hier? ”Mijn vader geloofde zijn ogen niet.” Ik dacht dat jij hoog en breed op Cyprus zat en daar de speurneus uithing. Bij het douanekantoor vertelden ze mij dat er geen schip uit Cyprus was binnengekomen, met jou en Hannes aan boord. Ben je door de controle geglipt?”

“Als smokkelaar, natuurlijk. Een echte Polo is niet voor een gat te vangen” grijnslachte mijn oom en sloeg me op de schouder. Hoe blij ik ook was mijn vader en oom in goede gezondheid aan te treffen, tegelijk plaatste ons weerzien mij voor een dilemma: wat kon ik wel en wat mocht ik niet vertellen? In ieder geval niet dat de galei, waarmee Isabella, haar slavin en ik naar Acre zijn gebracht, niet aanmeerde in de kleine haven van Acre maar buitengaats bleef liggen totdat wij na het vallen van de avond met een roeibootje werden opgehaald. Wij stapten aan wal, onder de buitenste stadsmuur. Anders dan menige kloostermuur in mijn geboortestad, zag de muur er goed onderhouden uit. De tempelier die ons begeleidde, deed erg geheimzinnig. Hij klopte op de muur. Klonk raar hol voor zo’n dikke muur. Even later gevolgd door geknars van raderen of tandwielen, gekras van ijzer op ijzer, kettinggerammel. Verbluft keek ik toe hoe uit ‘de smidse’ een halfmanshoog stuk muur naar voren schoof. Een vluchtgang werd zichtbaar. Binnengekomen liepen wij door een lange oplopende gang naar een enorme hal, met zware pilaren en brandende toortsen.

Daar wachtte een tweede verrassing. Wij werden opgewacht door Haymo, onze leider van Operatie Cyprus en, op de prins na, de enige die wist wat er in de brief aan Isabella had gestaan. De brief die hij waarschijnlijk eigenhandig geschreven had. Het leek alsof hij mij niet zag staan en alleen oog had voor Isabella. Voor zijn doen schuchter, stapte hij naar voren en maakte een hoofse kniebuiging. Als vanzelf deden haar slavinnetje en ik een paar passen achteruit.

Isabella was meteen een en al koningin. “Met wie heb ik de eer?”

“Haymo Lestrange, om u te dienen, hoogheid.”

“Lestrange? Dat betekent toch vreemdeling?”

“Zo noemt men mij, edele vrouwe.”

Isabella bekeek hem geamuseerd. “Ik weet niet hoe het komt maar het is net alsof wij elkaar langer kennen dan vandaag. Een vreemdeling die mijn pad eerder kruiste.”

Haymo keek haar stralend aan. “Hoogheid, het zal de brief zijn geweest. Die… ik…”

“Ja, natuurlijk! Het was de brief waardoor ik dacht…“ murmelde Isabella. Zij reikte hem haar hand. ‘Kom, vreemdeling” zei ze “sta op, wij moeten nodig ’s praten.”

Getweeën wandelden zij de hal uit. Isabella keurde mij geen blik waardig.

E continua