Polog 038

Lezer, gegroet.

De kamenierster van de Koningin van Cyprus had mij verzekerd dat het antwoord op de brief in de namiddag zou klaarliggen. Wij hadden geen uur afgesproken. Bij de ingang van de villa was niemand te zien. Ik ging naar binnen. De patio was ingericht volgens het traditionele patroon van een Romeinse villa. Langwerpige vijver met een Triton, omzoomd door pilaren en een gaanderij. Om de tijd te doden, slenterde ik een van de twee achterliggende gangen in. Op de wanden waren fresco’s aangebracht. Paris met de gouden twistappel die hem de mooie Helena zou opleveren, de vrouw wier gelaat duizend schepen zee deed kiezen en de stompe torens van Troje in vlammen deed opgaan. De Griekse oppergod die in de gedaante van een bronstige stier, de preutse Europa ontvoert. Alexander de Grote bevrijdt Cyprus van de Perzische overheersers.

Ik werd opgeschrikt door het geluid van paardenhoeven bij de entree. De ruiter sprong uit het zadel. Vage paardengeur. Mannenhoest. Voetstappen kwamen mijn kant op. Instinctief schoot ik een zijgangetje in en drukte mijn rug stijf tegen de wand van een alkoof. Vanuit de schaduw zou ik kunnen zien wie er passeerde, zonder zelf gezien te worden. De man naderde ras. Daar was hij. Ruig buitenhoofd. Hij liep wijdbeens, als een geoefend ruiter. Geen lakei. Kind aan huis. Ik voelde me niks lekker. Voor het eerst, sinds mijn vertrek uit Acre, vroeg ik mij af of het stuk spionageworst wat ik zo gretig had afgebeten, wellicht groter was dan een eenvoudige koopman kon behappen.

Aan het einde van de gang hield de man halt. Om zich opnieuw in beweging te zetten, terugkerend op zijn schreden, de gang in, weer in mijn richting. Had hij in het voorbijgaan soms een verdachte schaduw opgemerkt? De zenuwen gierden door mijn keel. Mijn tanden klapperden als een pestratel. Voetje voor voetje schuifelde ik naar achteren, verder het gangetje in. De voetstappen naderden. In mijn rug priemde een deurklink.

E continua