Polog 06: MARCO POLO en de HANDELAREN IN ZIJDEN VARKENSOREN
Historisch faction feuilleton
Lezer, gegroet.
“De zon van Christus moet de maansikkel van Allah voor eeuwig van het firmament vagen. Desnoods met geweld. Wij moeten doden, uit liefde voor God. Zo kunnen wij niet blijven doormodderen” brieste Visconti. Een kras vergezicht van de man die wij hadden leren kennen als de welwillendheid zelve. Wij bespraken samen de tanende macht van het Byzantijnse Imperium. Wij analyseerden de eeuwige animositeit tussen Venetië en Genua. Wij becommentarieerden de politiek van de nieuwe koning van Sicilië. Wij dronken zijn wijn, wij braken samen het brood. En al die tijd geen onvertogen woord. Hij dichtte de Mongolen een grotere bekeringskans toe dan de islamieten. Op de wens van de Grote Khan om honderd schriftgeleerden te sturen, reageerde hij enthousiast. Hij verklaarde zich bereid een pakkende brief naar de Mongoolse keizer te schrijven. Kortom, alles botertje tot de boom. En dan plotseling deze uitbarsting.
“Sedert de glorieuze eerste kruistocht is het bergafwaarts gegaan. Wij, de overwinnaars van gisteren zijn de verschoppelingen van vandaag. Hoe heeft het in hemelsnaam zover kunnen komen? Wij stichtten vier kruisvaarderstaten. Waar zijn ze gebleven? Wij bouwden bolwerken, burchten, bastions. Waar staan ze nog? Wij zalfden onze koningen van Jeruzalem. De huidige titeldrager kan zijn eigen hoofdstad niet eens meer in. Hij verdoet zijn tijd op Cyprus of zit te mokken, hier, een paar straten verderop. Wat ons rest van die droom van weleer zijn romantische verhalen en een erfenis van verbitterdheid. Ik pik het niet langer, heren! Als wij de heidenen klein willen houden, moeten wij zelf groter worden. Onder mijn leiding, en met de zegen van de Enige Ware God, zal er een renaissance ontstaan. Te beginnen met een drastische herovering van het ons rechtentoekomende areaal!”
Ik stond perplex. Visconti had ongetwijfeld het beste met de wereld voor – of in ieder geval met zijn conceptie van de wereld – maar zijn wensdenken klonk zo hol als een leeg vat. Hier sprak een Zeloot, geen profeet. Ik merkte het aan zijn hele manier van doen. Hij had het dweperige van een dictator die is gaan geloven in zijn eigen propaganda. Het gelijkhebberige van ‘Knappe vent die mij op andere gedachten brengt.’ De vraag of gelovigen bereid zijn zich een totale oorlog in te laten rommelen, scheen Visconti een overbodige. Natuurlijk staan zij klaar. Zijn visie was helderder dan bronwater; de eindtijd was aangebroken; voor de Saracenen, wel te verstaan.
Maar arrogantie en zelfbewustheid gaan slecht samen, is mij altijd geleerd.
E continua