Polog 05: MARCO POLO en de HANDELAREN IN ZIJDEN VARKENSOREN

Historisch faction feuilleton

Lezer, gegroet.

Acre – AKKO in de volksmond – ligt aan de noordzijde van een grote baai die zuidwaarts naar Haifa en de berg Karmel afbuigt. De betrekkelijk vlakke kuststreek, dertig kilometer lang en hier en daar twee tot zes kilometer breed, wordt op een kilometerafstand van de stad doorsneden door een ondiep riviertje dat naar zee stroomt. Acre staat op een landtong. De driehoekige kaap wordt ‘gewassen’ door het water van de Middellandse Zee. De stad wordt omgeven door een kwadrant van vestingmuren waarvan eenderde, in het zuiden en het oosten, in een hoek bij elkaar komt om er te worden verbonden met de zee. Het binnenhaventje, tussen het uiteinde van de muren en het vasteland, kan worden afgesloten met een ketting. Verderop ligt de grote haven, in de schaduw van een robuuste noordzuidgerichte muur, doorlopend tot in een rotsformatie, met daarop een gefortificeerde toren.

De noordoostelijke muren, aan landzijde, worden omgeven door diepe grachten, vanaf de bodem met steenwerk verstevigd. De verdedigingswerken van de stad bestaan uit een dubbele muur, bekroond met torens. De torens op de buitenmuur zijn wat lager dan de torens van de binnenring. Zo behouden verdedigers het overzicht. De torens dragen namen als ‘Toren van de Engelsen’, ‘Poort van de Kwade Stap’ en ‘Bloedpoort’. De ‘Toren van de Vliegen’, aan het uiteinde van een waterbreker, en de toren van de Sint Andreaskerk gebruiken de zeelieden bij het navigeren langs de kust en als oriëntatiepunten wanneer zij de stad naderen. De ‘Vervloekte Toren’ heet zo omdat daar de twintig zilveren munten werden geslagen; het loon dat Judas werd uitbetaald na zijn verraad van Jezus.   

In de oostelijke verte is, op een lage brede heuvel, bij helder weer de Toren van Toron zichtbaar, dienend als uitkijkpost voor het Frankische Palestina. 

Acre is gelegen in een grote, door bergen ingesloten, vlakte. Vanbinnenuit ziet de stad eruit als een fort in een fort. Veroorzaakt door diverse ommuurde enclaves. Het koninklijk paleis. Hoofdkwartieren van kruisvaardersorden. Aparte havenwijken voor kooplieden uit Genua, Pisa en Venetië. Het bisschoppelijk paleis. Iedereen opgesloten in eigen wereldjes. De woningnood in Acre is nijpend. Er worden zelfs op de muren huizen met verdiepingen gebouwd.  

Dat Acre een cosmopolitische stad is die hoogstens onderdoet voor Constantinopel, hoor je op straat. De voertaal ‘oudfrans’ mengt zich net zo makkelijk met Occitaans, Spaans, Engels, Duits als met de tongvallen van Grieks – of Arameessprekende christenen, Arabieren, Perzen en Joden, die soms uit streken komen waarvan je de taal nooit eerder hebt gehoord.

Met al die talen kunnen zij terecht in meer dan dertig kerken, talloze ziekenhuizen en pakhuizen want Acre is het depot van devotie, nooddruft en commercie. Handelshuis Polo mag dan gespecialiseerd zijn in zijde uit Cathay – wij verruilen zelfs Italiaanse saffraan voor zijde of edelstenen uit die zijderoutestreken – er valt ook goed geld te verdienen met de lokale zijde, vervaardigd op de honderden weefgetouwen te Tripoli en Antiochië. Evenmin halen wij onze neus op voor een bulkpartij soda – as, om zijde te verven, afkomstig van dat riviertje De Belus, vlak in de buurt. De ‘christelijke’ zijde alsook het ‘heidense’ vlas uit Aleppo lenen zich uitstekend om te barteren met Vlaams laken. Lopen de onderhandelingen gesmeerd, dan doen wij er een paar kegels rietsuiker uit Galilea bij of geven wij de klant een mandje dadels uit de Jordaanvallei cadeau. 

Iedereen blij? Nou, niet iedereen. De kerkelijke autoriteiten zijn weinig te spreken over het ‘va et viens’ van deze internationale stad. Voor de moraalridders is Acre een ‘poel des verderfs’ en een ‘Tweede Babylon’. Bevolkt door hedonisten, in de ban van de ‘geneugten des vlezes’. In elke stad een andere schat. Tja, wat wil je in een havenstad!   

Onze ‘Keizer van Cathay’ meerde af in de binnenhaven terwijl de schepen die later ons konvooi kwamen versterken, in de buitenhaven op stroom bleven liggen. Hun bemanning, passagiers en lading worden met lichters naar de wal gebracht. Verschil moet er zijn, nietwaar.

We werden opgewacht in het douanehuis, gelegen aan de waterkant. Imposant gebouw met het interieur van een karavaanserail, twee verdiepingen hoog en een royale zuilengalerij. Voor de entree staan stenen banken, bedekt met kleurige kleden; de zitplaatsen van de douaniers met hun ebbenhouten goudversierde inkthouders. Zij controleren alle inkomende reizigers, ongeacht hun status. Na de havenautoriteiten te hebben getrotseerd, stond het ons vrij de stad in te gaan. Mijn vader en oom vertrokken regelrecht naar de ‘Wijk van Venetië’ om bij onze eigen consul kantoor en slaapplaatsen in te richten. Ik ging de stad in om een afspraak te regelen met Teodaldo da Piacenza, Legaat van de Paus voor het Heilige Land en Omstreken. De man die mijn vader altijd bij diens familienaam noemt: Visconti.

E continua