Polog 03: MARCO POLO en de HANDELAREN IN ZIJDEN VARKENSOREN
Historisch faction feuilleton
Lezer, gegroet.
Het is zover. Wij zijn vertrokken. Een brave lentebries met noordelijke accenten blaast tegen het driehoekige zeil van onze galei. Van de roeibank klinken ritmische zeemansliedjes. Zo houden wij de vaart erin. ‘Onze galeien moeten het water wit varen’ zei mijn grootvader altijd. En wie de bruisende blanke belletjes van de boeggolf of de slanke sliert van het kielzog ziet, begrijpt wat hij bedoelde. Tijd is geld!
Het gestadig oprijzende galjoenbeeld keert de tegenstribbelende golven en laat ze zijdelings passeren. Over dat beeld is trouwens het nodige te doen geweest. Voor deze reis bestelde mijn vader een nieuwe galei. De scheepsbouwer kreeg een aantal specificaties mee. Het schip moest ranker zijn dan gemiddeld, sneller varen dan de concurrent en circa een halve vaam hoger op het water liggen om geen laadruimte te verliezen. Om de man te eren die hem en zijn broer jarenlang gastvrijheid had verleend, werd de nieuwe aanwinst van de Polovloot ‘De Keizer van Cathay’ gedoopt. Het galjoenbeeld diende derhalve de tronie van de keizer weer te geven, gekleed in goudgeel gewaad. Geen buitenissige opdracht want schepen worden vaker getooid met facies van heiligen, antieke helden of zeenimfen. Aangezien in Venetië vrijwel niemand wist hoe een Mongool eruit ziet, maakte mijn vader een schets. Of het nu lag aan zijn tekenkwaliteiten of aan de beeldsnijders’ geheel eigen visie op de bewoners van het Oriënt, durf ik niet te zeggen. Hoe dan ook, het resultaat was hoogst eigenaardig. Zelfs voor een galjoenbeeld waarvoor doorgaans niet de meest begenadigde ambachtslieden worden aangezocht. Zijne Keizerlijke Hoogheid zag eruit als een suikerbakker. Bolle toet met deegwangen. Ogen die eerder loensten dan scheef stonden en een mond waarvan de schuinse hoeken werden verbonden door een grijns, zo diabolisch dat zelfs argeloos uit de boeggolf opspringende dolfijnen ijlings een goed heenkomen zochten. Dat noteerde althans onze kapitein in zijn logboek na de proefvaart. ‘Op het aantal zeemijlen per uur oefent ‘de keizer’ overigens geen nadelige invloed uit. Spijtig is wel dat zijn pronkgewaad met de vorstelijke glans van edelmetaal door de inwerking van zeewater is veranderd in een mosterdkleurig jakje’ schreef hij er nog bij.
‘De Keizer van Cathay’ verliet niet als enige de lagune. Onze galei maakt deel uit van de jaarlijkse lentevloot – in augustus vertrekt er weer zo’n zeekaravaan. Wij zullen langs de westelijke zijde van de Adriatische kust zuidwaarts afzakken. Hier en daar een haven binnenlopen. Proviand inslaan. Vers water innemen. Handelswaar ruilen of inkopen. Pelgrims aan boord nemen. Totdat het konvooi – in vijven gesplitst – naar diverse eindbestemmingen verder zal koersen. Wij naar Palestina.
Mijn vader heeft besloten geen passagiers te boeken. Alle laadruimte zal worden benut voor spiegels en glaswerk uit onze eigen stad, linnen uit Champagne, laken uit Vlaanderen, Hongaars hout en Duitse stompe en scherpe ijzerwaren. Eenmaal in Acre van boord gegaan, vaart onze galei door naar Alexandrië, waar het leeuwendeel van de lading zal worden gelost.
E continua