Polog 01: MARCO POLO en de HANDELAREN IN ZIJDEN VARKENSOREN

Historisch faction feuilleton

Lezer, gegroet.

Die nacht in Venetië was het water donker als de maanloze hemel. De gondels achter het nonnenklooster deinden op de rimpelingen toen een zwarte gondel de laatste open plek ingleed. Even bonsde de boeg tegen de looprichel waarlangs opvarenden het aangrenzende pleintje bereiken. De gondelier op het achterdek, tilde zijn roeispaan uit de dol op en stootte ermee tegen de muur. Driemaal op een plek met barsten en scheuren. Het signaal werd beantwoord door het geluid van schurende stenen. Een gat werd zichtbaar, groot genoeg om een volwassene door te laten. Een manestraal die over de kruipende gestalte gleed, verried een jonge vrouw in mannenkleren. Wat kan een vrouw die ’s nachts door een gat in een kloostermuur naar buiten komt, anders zijn dan een kloosterzuster? Het nonnetje draaide zich om, veegde steengruis van haar gezicht, ging op haar hurken zitten en pakte het bundeltje kleren aan dat door het gat werd aangereikt. Er volgde nog een crucifix, een beeldje van de Heilige Marina, een hemd van paardenhaar en een ‘discipline’ zoals nonnen het zweepje noemen waarmee ze zondige gedachten uit hun lichaam ranselen. Het nonnetje zond een paar kushandjes naar de achterblijvende, liet zich in de gondel zakken en gebaarde de gondelier van wal te steken.

In het serene Venetië geen alledaags voorval maar ook niet bijster uitzonderlijk. Het schandaalbeluste gekwetter zou de volgende dag niet van de lucht zijn. Kwellende vragen op zoek naar sappige antwoorden. Wie was zij? Van een deftige familie? Door wie was zij geholpen? Een liefdesaffaire of was er een opdringerige biechtvader in het spel? Weggepest? ‘Weet je nog, van de non die de benen nam omdat zij het kloosterregime te laks en te frivool vond?’

Hoe er ook werd gesmuld van het nieuwtje, met haar vlucht stond het nonnetje in een traditie. Talrijk zijn de rondgezangen over heilige vrouwen, die verkleed als man door het leven gingen. De meest bekende is Marina die geen ‘Bruid van Christus’ kon worden omdat er geen nonnenklooster in de buurt was. ‘Dan treed ik in, als jongen’. In het convent koesterde niemand argwaan. Op een dag keerde Marina terug van een paar dagen ziekenzorg op het platteland. Onderweg logeerde zij met twee van haar ‘broeders’ in een herberg. Die nacht werd de dochter van de herbergier verleid door een soldaat die na het herdersuurtje de kuierlatten nam. Toen de herbergierdochter merkte dat zij zwanger was, schoof zij de schuld in de sandalen van een andere logé; dat leuke kloosterbroedertje met dat snoezige onbehaarde gezichtje. De abt van het klooster trapte erin. Voor straf maakte hij het leven van de schuinsmarcherende novice zo zuur mogelijk. Pas na haar dood ontdekten de kloosterlingen haar ware sekse. Toen een van hen, die blind was aan één oog, weer kon zien nadat hij vol spijt zijn handen op de hare had gelegd, was de eerste stap naar heiligverklaring gezet.

Het verhaal van Marina, de ‘Verborgene’, sprak mijn stadgenoten aan. Onze alerte stadsregering deed een bod op haar relieken toen die aan de Bosporus opdoken. Zo kwam Santa Marina naar de Republiek Venetië.

De gondel bereikte het open water en de gondelier richtte het steven naar het vaste land. Het linkerbeen naar voren, de voet iets naar links, het rechterbeen een stukje naar achteren, de tenen iets naar rechts, plus de lichte bewegingen door de knieën wezen op geoefendheid. De regelmaat tussen de voorwaartse slag en terugslag waardoor het water nauwelijks leek te worden beroerd, werd bruut verstoord. Het nachtelijk gordijn werd uiteengereten door duisternisbedervend lantaarnlicht. ‘Stop! In naam van de Groot – Bewaker!’ schalde het over het water. De baldadige retoriek van “Gaan de bordelen tegenwoordig het water op” werd van drie kanten beloond met achterbuurtgelach. De gondelier stak berustend zijn roeispaan op en het nonnetje begon hartverscheurend te huilen. Het paar was verraden!

E continua