Voor u gelezen: Het Zingende Paard
Voor u gelezen: Het Zingende Paard – over “excellentie”
“Excellentie” is een toverwoord. Het opent deuren naar selectieve masters, gerenommeerde traineeships, gewilde bestuursfuncties en topbanen. Bestuurders willen het labelen en belonen, wetenschappers tobben erover. En zelfs in het basisonderwijs kunnen excellente leerlingen al in een zogenaamde plusklas terecht komen. Maar bestaat er wel zoiets als “excellentie”? Kunnen en moeten we er naar streven en sturen? Is het überhaupt objectief meetbaar? Jeroen Geurts en Harm van der Graag pakken dit probleem in een socratische dialoog aan en beschrijven hun bevindingen in dit compacte boek.
Wij beschrijven voor u kort de gedachtegangen van beide heren en bekijken of dit boek interessant is voor de leidinggevende.
Het Zingende Paard
Een titel als deze schept wellicht niet meteen helderheid over het onderwerp dat de auteurs bespreken in
dit slechts 58 pagina tellende boek – of beter: boekje. De ondertitel verduidelijkt het een en ander: “Een dialoog over voortreffelijkheid”. Dat blijkt een duidelijkere beschrijving van hetgeen dit boek de lezer probeert te bieden. Het zingende paard is daadwerkelijk geschreven als een dialoog tussen beide auteurs
– een socratische dialoog om precies te zijn. Waarbij zij in eerste instantie het begrip “excellentie” uitvoerig proberen uit te diepen maar besluiten dat “voortreffelijkheid” meer nastrevingswaardig is. En deze 3-dagen durende exercitie vindt plaats in een hotelletje in Wijk aan Zee, eind september 2014.
Jeroen Geurts (1978) is hoogleraar translationele neurowetenschappen en hoofd van de afdeling Anatomie & Neurowetenschappen aan VU medisch centrum te Amsterdam. Hij is lid van De Jonge Akademie van de Koninklijke Nederkandse Akademie der Wetenschappen en was afgelopen twee jaar voorzitter van dit platform voor ‘excellente’ wetenschappers. Zijn tafelpartner en medeauteur is Harm van der Gaag (1967). Van der Gaag studeerde wijsbegeerte in Utrecht en voert hier een filosofische praktijk. Hij onderwijst zijn methode van socratische een-op-een-counseling aan de Internationale School voor Wijsbegeerte in Leusden.
Dit boek toont letterlijk het gesprekverslag van de socratische dialoog tussen beide auteurs – wetenschapper versus filosoof. Een ongebruikelijke wijze van opschrijven maar het stelt de lezer in staat zich de verplaatsen in de hoofden van de hoofdpersonen. In deze samenvatting hebben wij hun gedachtegangen per dag kort samengevat, op eenzelfde wijze als het boek is opgebouwd.
Socratische dialoog
Allereerst echter een korte uitstap om stil te staan bij de term socratische dialoog.
Het socratisch gesprek is een afgeleide vorm van de gespreksstijl die de bekende Griekse wijsgeer Socrates hanteerde. Hij trachtte zijn gesprekspartner tot nadenken te verleiden, door vragen te stellen en hun uitspraken te toetsen op geldigheid. De jeugd was hierbij zijn favoriete doelgroep. De variant die Socrates hanteerde wordt ook wel de ‘vroedvrouwmethode’ genoemd: mensen zelf kennis laten ‘baren’, door systematische reflectie op eigen ervaring. Filosoof Leonard Nelson heeft in de 20e eeuw deze gesprekstijl nieuw leven ingeblazen en een methodisch fundament meegegeven. Tegenwoordig wordt het veel ingezet door gedragstherapeuten en filosofen. Maar ook geniet de methodiek veel interesse vanuit de hoek van leidinggevenden, coaches en trainers.
Een socratische dialoog is een gesprek over denkbeelden en opvattingen, waarbij altijd een concrete situatie centraal staat. Een situatie die één van de deelnemers zelf heeft meegemaakt en wat voor hem of haar heeft geleid tot een vraag die in het gesprek centraal staat. In een socratische dialoog onderzoeken de deelnemers wat zij van die kwestie vinden, en waarom.
En dit geschiedt allerminst oppervlakkig. Kenmerkend is dat de gesprekpartners nadrukkelijk willen weten wat en waarom iemand iets denkt. Het gesprek staat in het teken van het uitdiepen hiervan. Woorden en begrippen die met het onderwerp samenhangen worden uitvoerig uitgediept en er wordt nieuwe betekenis aan verleend. Belangrijke voorwaarden zijn dat beide gesprekpartners vrijuit kunnen spreken, de ander de spreekruimte geboden wordt, men elkaar durft en wil bevragen, met elkaar wordt meegedacht en er naar consensus wordt gestreefd (het is immers geen discussie maar een dialoog).
Hiermee is een socratisch gesprek interessant voor diepgaande gesprekken over fundamentele, filosofische vragen waar niet zomaar een antwoord op te vinden is.
Vrijdag – Excellentie is Vaag
Geurts blijkt de initiator van de dialoog te zijn. Hij komt de term “excellentie” voortdurend tegen in zijn werk als wetenschapper. Uitspraken als: ‘Streven naar “excellentie”’ of ‘Hij of zij is duidelijk excellent’, waarbij men doet alsof iedereen snapt wat dat precies betekent, blijken alledaagse kost. Voor Geurts is dit een frustratie. Omdat men (beleidsmakers, bestuurders en managers) tegenwoordig in steeds grotere mate tracht te sturen op “excellentie”. Sturen op een begrip waarvan niemand precies begrijpt wat het is. Want volgens Geurts wordt de term “excellentie” op veel verschillende manieren ingevuld. Er zijn veel criteria, ze wisselen steeds en geen van alle is afdoende om het begrip volledig te duiden. Problematisch vindt hij met name de ontkenning dat “excellentie” in wezen een subjectief oordeel is. Zo zegt hij het zelf al te kunnen herkennen vanaf een eerste handdruk.
Het woordenboek vertelt ons dat het woord “excellentie” is samengesteld uit ex en cellere: ‘uitstijgen boven’. Dit leidt tot de vraag of een excellent persoon simpelweg de beste is, of dat datgene de bestaande meetlijn van goed-beter-best ontstijgt (ofwel: nóg beter dan de beste is). Even rijst zelfs de vraag of zoiets als “excellentie” wel bestaat. Maar omdat Geurts het meent te kunnen herkennen – aan de eerdergenoemde handdruk bijvoorbeeld – wordt er besloten de volgende dag af te trappen met een verdieping van het begrip “herkennen”, in de hoop meer aanknopingspunten te vinden.
Zaterdag – Herkennen van Excellentie
“Ik herken een kater.”, grapt Van der Gaag op de zaterdagochtend. Er vindt een uitgebreide discussie plaats over “herkennen”; de definitie, eigenschappen en voorwaarden ervan. Er komt consensus over het feit dat men iets kan herkennen zonder daadwerkelijk kennis te hoeven bezitten van datgene. Zo kan men op safari een tot dan toe onontdekt beest ook de tweede keer herkennen, nog steeds zonder enige verdere kennis over dit dier. De auteurs besluiten zodoende dat “herkennen” te maken heeft met het opmerken van een kwaliteit c.q. eigenschap van een entiteit, niet met (kennis van) de entiteit zelf.
“Excellentie” is in dit geval de entiteit, niet de eigenschap. Een entiteit die zowel betrekking kan hebben op vioolspelen als op wiskunde. En zelfs op niet-personen: een muziekstuk bijvoorbeeld. Wellicht zelfs op een stuk kaas of taart, alhoewel de auteurs het daar niet over eens worden. Maar als we iets “herkennen” aan een eigenschap van een entiteit, wat is dan de eigenschap van de entiteit “excellentie”?
De auteurs bespreken dat “excellentie” een soort ‘bam!-beleving’ teweegbrengt. Daar lijken ze het over eens te zijn. De ‘bam!’ is de eigenschap die we als mensen ervaren of voelen; “excellentie” de noodzakelijke set uitgangsparameters die de bam! teweegbrengt. Excellentie als entiteit; de ‘bam!’ als kwaliteit. Dit komt voort uit het feit dat iets opvalt als buitenkaderigheid. Het standaard beoordelingskader ‘goed-beter-best’ wordt ontstegen óf opgerekt. Hierover raken de auteurs het niet meer eens. Echter, indien “excellentie” geen deel uitmaakt van het kader ‘goed, beter, best’, zou men nimmer kunnen concluderen dat excellent beter is dan goed. En dat voelt onjuist, volgens de auteurs. “Excellentie” moet wel deel uitmaken van een kader, wellicht een groter kader, besluit Geurts de zaterdag.
Zondag – Het voortreffelijke versus excellente paard
Op zondag hanteren de heren een pragmatischere invalshoek. Als het begrip “excellentie” zo subjectief is, niet te kwantificeren is, niet te ontleden valt in aspecten, loont het dan wel om er naar te streven? Erop sturen, zoals leiders, van beleidsmakers en managers trachten, lijkt hiermee volstrekt onmogelijk.
Van der Gaag vraagt zich hardop af of het wel de voorkeur geniet om zo op zoek te willen zijn naar iets wat niet bewust vindbaar is. Hij verwijst naar het Griekse begrip arete. Dat betekent zoiets als ‘deugd’. In in het Nederlands kennen we deze term als “voortreffelijkheid”. Echter is er een belangrijk verschil tussen “voortreffelijkheid” volgens de Grieken en “excellentie” zoals het tot nu toe besproken is tussen de auteurs. Van der Gaag noemt het voorbeeld van een paard. Een voortreffelijk paard, in het oude Griekenland, een paard met ‘arete’, is een paard dat deugt, dat doet wat een paard, als paard, doen moet. Dat kan wat een paard moet kunnen. Een goed paard dus maar niet de allerbeste. Het goede is goed genoeg als het beste te duur is. ‘Goed genoeg’ klinkt als zesjescultuur maar in feite verwijst het naar ‘precies goed’. En ‘goed genoeg’ laat zich makkelijker kwalificeren en kwantificeren dan ‘excellent’.
Een voortreffelijk paard hoeft geen salto’s te kunnen maken, of aria’s te zingen. Kon het dit wel, dan zal dat het paard wellicht als ‘excellent’ aan te merken zijn. Maar deze vaardigheden behoren niet tot de essentiële kwaliteiten die een paard doorgaans zou moeten bezitten. Het paard is voortreffelijk als het fit for the job is. Precies goed. En het is best goed te omschrijven hoe een voortreffelijk paard zou horen te functioneren, waarbij aan een springpaard andere essentiële eigenschappen zou moeten bezitten dan een dressuurpaard.
Geurts is echter bang dat het treffen van “excellentie”, door het nastreven van “voortreffelijkheid”, teveel op toeval zal berusten. Van der Gaag concludeert echter dat sturen op iets wat je niet in criteria kunt uitsplitsen, niet te kwalificeren en kwantificeerbaar is, evenzoveel op toeval berust. Enkel met het gevaar dat we “voortreffelijkheid” daarmee uit het oog verliezen. Daarnaast sluit bewust sturen op het beter kwantificeerbare “voortreffelijkheid” niet uit dat “excellentie” zo nu en dan toch getroffen wordt.
Conclusie
Via een complexe dialoog, waarin semantische en filosofische woordenwisselingen allerminst vermeden werden, lijken de auteurs tot een conclusie te zijn gekomen:
Men zou “voortreffelijkheid” na moeten streven, niet “excellentie”. “Excellentie” is te subjectief – te onmeetbaar – en een te grote focus erop leidt ertoe dat men gemiddeld minder goed wordt, omdat we goed niet goed genoeg vinden.
“Voortreffelijkheid” is af te bakenen, daarmee beter kwantificeerbaar en dus tastbaarder en beheersbaarder dan “excellentie”. Bovenal valt op een “voortreffelijke” medewerker niets aan te merken, aangezien degene precies het essentiële gedrag vertoont wat vereist is voor zijn of haar positie.
Een conclusie die een relatief lange en ingewikkelde aanloop nodig had voordat deze getrokken werd. Dat is immers typisch voor een socratische dialoog.
Moet u dit boek zelf aanschaffen en doorlezen?
Het interessant om in de hoofden te kunnen kijken van deze intelligente auteurs en te ervaren tot welke gedachtegangen een socratische dialoog tussen twee verschillende disciplines kan leiden. Zo krijgt u een goede indruk van de methodiek van een socratisch gesprek en wordt u tevens aan het denken gezet over excellentie, voortreffelijkheid en hoe dit u en uw organisatie raakt. En met slechts 58 pagina’s, kan het nooit tijdverspilling zijn.
Voortreffelijke organisatie
In de filosofie van BIG streeft een voortreffelijke organisatie naar ‘Blije klanten’. BIG helpt organisaties bij het behalen en behouden van blije klanten middels de Vijf B’s van BIG.
- Blijvend verbeteren
- Betrouwbare leiders
- Beheersbare processen
- Betere resultaten
- Betrokken medewerkers
Benieuwd naar ons gedachtengoed? In onze nieuwsbrief belichten wij iedere editie uitgebreid één van B’s van BIG middels een whitepaper.
Via onderstaande link kunt u zich voor onze nieuwsbrief aanmelden, mocht u dat nog niet gedaan hebben. Zo maakt u kennis met ons gedachtengoed, onze dienstverlening en blijft u op de hoogte van interessante ontwikkelingen voor uw organisatie.