Polog 10
Mijne dames en heren, keizers en koninginnen, hertogen en markiezinnen, edelen en burgeressen. Voor u, die wil weten in wat voor een wonderlijke omgeving een gewone jonge koopman uit Venetië leeft en werkt, hoop ik dat dit logboek voor u een welkome wekelijkse afleiding zal vormen. U zult er onopgesmukte noties en eerlijke verhalen in vinden over mijn familie, hun handel en wandel op de jaarmarkten van Europa en in de onmetelijke landen van het oosten, en over mijn eigen wedervaren, binnen en buiten Venetië. Waarmee niet gezegd wil zijn dat van dezelfde gebeurtenissen geen andere weergave mogelijk zou zijn. POLOG blijft de werkelijkheid van mij, Marco Polo.
Polog 10
Lezer, gegroet
Wie de schuld van die teloorgang van het stralende Byzantium zo graag op ons bordje wil schuiven, herinner ik eraan dat het eens zo machtige rijk van keizer Justinianus, dat zich, evenals het oude Romeinse Rijk, aan beide boorden van de Middellandse Zee uitstrekte, circa duizend jaar later, verworden was tot een schim van het glorierijke verleden. Keizer Justinianus vond zelf dat hij een waardig opvolger was van de grote Romeinse keizers als Augustus, Hadrianus en Constantijn.
Eigen roem stinkt weliswaar maar hij had ongetwijfeld recht van spreken. Ook na hem kwam nog een stel mannetjesputters. Maar van lieverlede raakten hun opvolgers meer en meer bedwelmd door pracht en praal zodat hun aandacht voor bestuurlijke aangelegenheden verzwakte en de zorg voor ‘s rijksdefensie allengs op de achtergrond raakte. In een sluipend proces van aftakeling en verbrokkeling ging het bergafwaarts met de Byzantijnse staat. Schijnt het lot te zijn dat alle grote rijken is beschoren. Als dat zo is, vraag ik me af wanneer Venetië aan de beurt is. Niet op korte termijn,vermoed ik. Ik zie nergens tekenen van verval. Integendeel, Venetië blaakt van welstand en energie en voert een welbewuste opportunistische politiek, zonder gekke dingen te doen.
Nu ik het toch over Justinianus heb, even een zijsprongetje. Als rechtgeaard koopman moet ik bij hem altijd denken aan hoe hij de Perzen een poets bakte door, achter hun rug, de zijde-industrie naar zijn rijk te halen en zo in betekenende mate zelfvoorzienend te worden. Daar waren de Perzen overigens zelf debet aan. Geen kans lieten ze voorbij gaan om de aanvoer van zijde naar Europa te minimaliseren of te blokkeren. Door dat getreiter was de stof bij tijd en wijle nauwelijks verkrijgbaar in Constantinopel. En waar goederen schaars worden, stijgen de prijzen. Weet iedereen.
De inwoners van de hoofdstad, verzot op zijde, raakten zo steeds meer ‘bezanten’ kwijt aan hun geliefde textiel. Werden ze behoorlijk kregelig van. De keizerlijke kleermakers hoefden weliswaar geen zijdegewaden door katoenen te vervangen maar dat nam niet weg dat de schaarste in hofkringen hoogst irritant werd gevonden. En gênant want wat te doen? Oorlogvoeren om zijde zou door de buitenwacht niet alleen worden uitgelegd als een overreactie, het was tevens een hele dure optie waarbij je nog maar moest afwachten wie met de dobbelsteen der oorlogskansen de hoogste ogen zou gooien. Zelfs Julianus vond dat. Dus verzon hij een list. Hij vroeg twee monniken van Perzische afkomst naar Cathay af te reizen en zich niet eerder aan het hof te vertonen dan nadat ze een aantal zijdewormen hadden bemachtigd. Zij waren er immers al eerder geweest en hadden met eigen ogen gezien hoe dat ging, met die zijdefabricage. Kind kon de was doen, meende de keizer en de monniken gaven hem beleefdheidshalve geen ongelijk.
Of ze werkelijk de hele tocht naar China, oftewel Cathay, hebben afgelegd, waag ik te betwijfelen. De route die ze volgden, geeft in ieder geval te denken. Ze reisden namelijk via de Zwarte Zee, de Kaukasus en de Kaspische Zee. Geen rare route maar wel de route langs Sogdiana, de stadstaat waar moerbeibomen uitbundig groeiden en de wevers reeds lang geleden het kweken en spinnen van zijde onder de knie hadden gekregen. Zij wisten hoe de weg van worm naar zijdedraad zich ontspon.
Om een lang verhaal kort te maken, de monniken kwamen terug met een portie zijdewormen. Verstopt in uitgeholde bamboe – of suikerrietstengels, opgevuld met broeierige kamelenmest om de fragiele larven op temperatuur te houden, leverden zij de wormen heelhuids bij de verrukte keizer af. Zo lukte het de Byzantijnen hun pesterige Perzische buren te slim af te zijn. Hadden ze maar niet zo dom en dwars de zijdehandel moeten frustreren.
E continua
Marco Polo